Elsevier mengt zich weer in strijd om Indië

Het bezoek van premier Balkenende aan Indonesië is samengevallen met het opnieuw opleven van spanningen rond Papoea Nieuw Guinea. Oud-strijders weten ook online de weg naar Elsevier te vinden.

Australië heeft 42 vluchtelingen uit het Indonesische deel van Papoea een visum gegeven. Indonesië is zo verontwaardigd dat het zondag marineschepen naar het oostelijke eiland heeft gestuurd. Papoea was tot 1962 Nederlands. In 1969 kozen de Papoea’s via een door Jakarta gemanipuleerde volksraadpleging voor aansluiting bij de republiek.
Balkenende heeft al gezegd zich niet met de zaak te bemoeien. Minister Bot van Buitenlandse zaken wimpelde vorig jaar ook al de kwestie Papoea weg, nadat hij een rapport kreeg gepresenteerd van de commissie Drooglever. Op verzoek van de regering-Kok had die de overgang van Papoea in Indonesische handen nog eens onderzocht. Nederland had begin jaren zestig van alles beloofd aan de papoea’s, maar kon dat niet waarmaken. Dat rapport wordt nu maar liever vergeten.
De veteranen ondertussen maken zich weer boos. Daarbij zoeken ze ook op internet de hun getrouwe media weer op. Hier bijvoorbeeld Trouw en dit weekend Elsevier. Ten tijde van de dekolonisatie rabiate koloniaal-reactionaire bladen.
Over de laatste dit artikel uit De Journalist van 5 april 2002.

De onthulling van de Linggadjati-notulen

Begin januari 1947 haalde hoofdredacteur H.A. Lunshof van Elseviers Weekblad de grootste scoop in Nederland ooit. Hij wist één nacht toegang te krijgen tot de door de regering extreem geheim gehouden notulen van de onderhandelingen tussen Nederland en de Republik Indonesia van Soekarno te Linggadjati.

Het verdrag van Linggadjati werd 55 jaar geleden op 25 maart ondertekend. De Nederlandse onderhandelingsdelegatie (de commissie-generaal) bestond uit ondermeer Luitenant Gouverneur Generaal Huib van Mook en oud-minister president Willem Schermerhorn (PvdA). De onderhandelingen met de republikeinse delegatie waren op 11 november 1946 in het bergdorpje Linggadjati bij Batavia (Jakarta) gestart.
Veel zou de ondertekening niet aan de vrede bijdragen, op dat moment was Linggadjati door het Nederlandse parlement al dermate uitgehold, dat de Nederlandse interpretatie voor Soekarno niet meer aanvaardbaar was. Die uitholling achtte het parlement noodzakelijk om de gemoederen in Nederland te bedaren. Toen in november de onderhandelingen van Linggadjati begonnen, laaide het publieke debat over ‘Indië’ op.
De interesse van de Nederlanders in de ‘Indonesische kwestie’ was gewekt door verschillende propagandacampagnes. De RVD en de voorlichtingsdienst van het Ministerie van Overzeesche Gebiedsdelen startten in 1946 een campagne die de herkomst van het Indonesisch nationalisme inzichtelijk trachtte te maken, om Nederland voor te bereiden op dekolonisatie. Vooral de voorlichters van Overzeesche Gebebiedsdelen kraakten harde noten. Zo wezen ze op de verschrikkelijke omstandigheden waarin politieke gevangenen in de jaren dertig werden vastgehouden in concentratiekampen als Boven-Digoel op Nieuw Guinea.
De legertop kon zich absoluut niet vinden in de houding van de regering. De generaals hadden geen enkel begrip voor de onderhandelingen met de ‘jappenvriend’ Soekarno en zijn ‘fascistische kliek’. Daarom zette Generaal Siem Spoor van het Koninklijk Nederlands Indonesisch Leger (KNIL) in september 1946 een eigen voorlichtingsdienst op in Batavia.
Bij die legervoorlichtingsdienst werkte in 1947 maar liefst 160 man, en was met afstand de grootste en meest professionele Nederlandse voorlichtingsdienst op dat moment. Het wist de Nederlandse pers uitstekend te ringeloren, en de eerder genoemde voorlichtingsdiensten in Den Haag te overschreeuwen.
De legerleiding vond een bondgenoot in een machtige lobbyclub in Nederland, het ‘koloniaal-reactionaire’ Nationaal Comité Handhaving Rijkseenheid, waarvan Lunshof (1904 – 1979) een prominent lid was. Het Comité stond onder aanvoering van oud-minister president in ballingschap in Londen Piet Gerbrandy (ARP). Hij organiseerde drukbezochte massabijeenkomsten, en was regelmatig te horen voor de NCRV-microfoon. De geheimzinnigheid rond Linggadjati deed Gerbrandy het ergste vrezen. Hij ging hevig tekeer tegen de onderhandelingen, waarin volgens hem Van Mook cum suis ‘het Koninkrijk verkwanselde’. ‘Indië verloren, rampspoed geboren’, was het devies.
Generaal H.J. Kruls en Admiraal C.E.L. Helfrich wendden zich 24 november 1946 tot Minister-President Louis Beel (KVP) en Koningin Wilhelmina, met eisen van Generaal Spoor over de uitvoering van Linggadjati. Zowel bij Beel als Wilhelmina kregen de twee hoge militairen nul op het rekest, wat ze meldden aan het ANP. Het katholieke, ‘Van Mookiaanse’ dagblad Ons Noorden noemde die mededelingen aan de pers een “ontoelaatbare wijze van stemming maken”, en waarschuwde Kruls en Helfrich: “Voor militaire junta’s is in Nederland geen plaats.”
Daarop stuurde de Groningse afdeling van de Binnenlandse Strijdkrachten (die bestond uit enkele voormalige verzetsgroepen) 9 december een brief naar Ons Noorden, én naar de Staten Generaal. In de brief stond “dat indien de overeenkomst van Cheribon (Linggadjati – HWS) wordt aanvaard, dit aanleiding zal geven tot zeer ernstige binnenlandse moeilijkheden.”
Oud-luitenant-generaal jonkheer W. Röell deed 11 december in een radiotoespraak de oproep ‘tot het uiterste stand te houden tegen de plannen van Linggadjati, bovengronds zolang dit mogelijk was, maar als de gevaren voor het vaderland die van 1940-1945 zouden evenaren’, “als het moet ook ondergronds”.
Gerbrandy stookte twee dagen later in een toespraak op een bijeenkomst van voormalige verzetslieden het vuurtje verder op. “Als ik in Nederland was gebleven zou ik het liefst in de KP (Knokploeg) zijn gegaan.” Deze uitspraak werd met applaus en gejuich begroet. “In deze voor het Koninkrijk moeilijke tijd is weer de eenheid van het verzet gewenst.”

De publicatie van de supergeheime notulen van Linggadjati door Lunshof op 11 januari 1947, was een zware klap in het gezicht van de regering, en het hoogtepunt van de lobby van het Comité Handhaving Rijkseenheid. De publicatie ontlokte woedende reacties. De NRC schreef 13 januari in het hoofdartikel: “Nu is de publicatie slechts een bloemlezing, en uit niets blijkt, dat zij het belangrijkste der notulen weergeeft. Wel schijnt het, dat passages zijn uitgezocht, welke (…) de leden der commissie-generaal als verraders en verkwanselaars van de Kroon kunnen toonen.”
Het was een bloemlezing, omdat Lunshof slechts één nacht had om de notulen in te zien. “Ik weet nog dat hij vertelde dat het veel werk was om alles over te schrijven”, zegt Lunshofs zoon Kees, adjunct-hoofdredacteur van De Telegraaf. “Mijn vader is altijd trots geweest op de onthulling van de Linggadjati-notulen. Iedere journalist zou natuurlijk trots zijn op zo’n grote scoop. Er is een hoop gedonder van dat verhaal gekomen, maar dat was ook precies de bedoeling. Hij was tegen het akkoord van Linggadjati, en het akkoord is uiteindelijk nooit uitgevoerd.”
Zowel in de Eerste als Tweede Kamer drongen enkele leden naar aanleiding van het verhaal in Elsevier aan op volledige openbaarmaking van de notulen. Maar het kabinet piekerde er niet over dat alsnog te doen. Sterker nog, Lunshof moest voor de rechter verschijnen om de naam van zijn bron te noemen, zodat de ‘klokkenluider’ kon worden ontslagen en vervolgd. De zaak sleepte zich jaren voort, en werd tot zeer recent aangehaald als jurisprudentie in zaken over bronbescherming van een journalist.
Lunshof heeft altijd verzwegen wie hem één van de weinige exemplaren van de notulen heeft laten inzien. “Ik heb het hem één keer gevraagd”, zegt Kees Lunshof (1945). “Toen in de jaren zestig de kwestie Nieuw-Guinea speelde, sprak ik nog wel eens met hem over die tijd. ‘Ik heb beloofd dat nooit te vertellen’, antwoordde hij. Dus ik weet het ook niet.”
Vlak na de publicatie van de notulen van Linggadjati zag Lunshof zich gedwongen te vertrekken bij Elseviers Weekblad. “Mijn vader moest weg vanwege zijn felheid inzake Indonesië. Andere redacteuren vonden hem te eenzijdig. Maar ze wisten ook wel dat zijn commentaar op het Indonesiëbeleid belangrijk bijdroeg aan de grote populariteit van het weekblad op dat moment. Persoonlijke animositeit op de redactie was ook een reden voor zijn vertrek.”
In het kabinet van 1947 zat vooral Minister J.H. van Maarseveen (KVP) van Justitie de publicatie van de notulen ontzettend dwars. Naar aanleiding van één van de rechtzaken tegen Lunshof op 24 maart verklaarde de minister op een persconferentie aan de slag te gaan met een wetsvoorstel op de ‘journalistieke verantwoordelijkheid’.
Twee jaar later presenteerde Van Maarseveen een verregaande persbreidelwet, die voorzag in een ‘register van journalisten’ en een tuchtrechtbank. Die kon iemand het recht het beroep journalist te mogen uitvoeren, ontzeggen voor vijf jaar. Zelfs in de Verenigde Staten en Engeland waren kranten geschokt. De Britse Daily Express noemde Van Maarseveens wetsontwerp: “een stap naar de dictatuur”.
De zaak Lunshof was echter in 1949 afgerond, de Hoge Raad vond dat hij de notulen niet had mogen publiceren, en gaf hem tien gulden boete subsidiair tien dagen gevangenisstraf. De parlementariërs namen daar genoegen mee, en hadden geen interesse meer in het gevaarlijke debat over journalistieke verantwoordelijkheid.
De regering bleef enige controle op de pers noodzakelijk vinden, en probeerde in de jaren vijftig zo nu en dan het debat met weinig succes weer aan te zwengelen. In november 1959 kwam het inzicht dat van het parlement geen steun zou komen. Minister J. M. L. Th. Cals van Onderwijs, Kunst en Wetenschappen gaf het namens de regering op, “gezien de geringe waarde die de Tweede Kamer blijkt te hechten aan het uitbrengen van een voorlopig verslag over het in maart 1949 ingediende wetsontwerp inzake de journalistieke verantwoordelijkheid.”
In overleg met de Federatie van Nederlandse journalisten werd op het zelfde moment de Raad voor de Journalistiek ingesteld. “Van die Raad moest mijn vader niets hebben”, zegt Kees Lunshof. “Hij was er een groot tegenstander van. Rechters moesten maar oordelen over journalistieke publicaties. Het idee dat beroepsgenoten dat zouden doen, vond hij belachelijk.”

Lees ook:Lunshof te populair voor verschoningsrecht
Lees ook:Archief uitbreiding
Lees ook:Klik hier voor het archief met onderzoeksverhalen in pdf
Lees ook:Conservatieve krachten winnen verkiezingen
Lees ook:Iran zet atoomprogramma door; Indonesië volgt

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

Naam

Website

Het kan vijf minuten duren voordat nieuwe reacties zichtbaar zijn.